We gaan ‘d Ahr lekker Baden in de Moezel!

De Kurk is eraf begon zoals altijd met chaos en charme. Terwijl Erik, Alban en Ferry zich afvroegen wat ook alweer in de vorige aflevering was besproken, bleek het antwoord te zijn: het poleren van dure glazen (en het breken ervan).
De toon was gezet: een podcast waar wijn, zelfspot en een lichte vorm van vergeetachtigheid vloeiend in elkaar overlopen.

Baden bleek een soort Duitse Côte d’Or met meer zonuren en minder attitude. De mannen waren er ooit op ontdekkingstocht en raakten lyrisch over de Grauburgunder van Dr. Heger — “die had Italië kunnen redden van de Pinot Grigio.” Ze dronken de twee duurste wijnen van de kaart, tot grote verbazing van de ober, en maakten vervolgens grapjes over transportkosten (“de wijn komt letterlijk van de overkant van de straat”). De sfeer: 30% Bourgogne, 70% vakantiepret.

Daarna ging de route steil omhoog — letterlijk — naar de Moezel. De druiven groeiden er op hellingen die volgens Ferry “niet te doen” waren, en Alban legde met professorale precisie uit hoe blauschiefer warmte vasthoudt. Tussendoor ging het over vallen in de wijngaard, riskant plukken, en de heldhaftige wijnmakers die daar met treintjes druiven de berg af slepen. Een soort wijn maken meets bergbeklimmen, met als beloning een Riesling die “naar steen smaakt, maar dan lekker.”

Tot slot de Ahr: een vallei vol wijn, wonden en warmte. De heren spraken met respect over de ramp van 2021 die 65 wijnhuizen wegvaagde, maar ook over de veerkracht van de bewoners. Tussendoor werd natuurlijk over wijn gesproken— van Deutzer Hof Landskronen tot Max Schell Silberberg — en vastgesteld dat een Duitse Spätburgunder qua kwaliteit Bourgogne omver kan blazen, maar voor de helft van de prijs. De afsluiter: een wijn-spijstip met Federweisser en Zwiebelkuchen, oftewel: wijn met ui, bubbels met humor.

De wijn die we dronken